donderdag 2 januari 2020

Reisverslag Sicilië: begin 2e reisweek


De volgende dag rijden we met de bus terug naar het zuidoosten van Sicilië en zullen we een ander barokpareltje ontdekken. We rijden naar de stad Noto, dat bij een aardbeving in 1693 volledig van de kaart werd geveegd, maar nadien op adembenemende wijze werd heropgebouwd. Bij onze aankomst wandelen we eerst naar de stadspoort Porta Reale, een triomfboog uit de 19de eeuw. Vanaf hier volgen we de straat Corso Vittorio Emanuele, waar je prachtige gebouwen kan bewonderen. Eerst kom ik op een eerste plein de statige San Francesco kerk tegen met een trappenpartij naar de kerk. Links van de kerk zie ik het benedictijnenklooster Monastero del San Salvatore en tegenover de kerk zie ik het Santa Chiaraklooster. Uiteraard ga ik eens kijken in deze kerk.

Typerend voor de laat-barokke gebouwen van Noto is het honingkleurige gesteente. Deze tufsteen is echter kwetsbaar waardoor er veel onderhoud aan de panden vereist is. Nadien kom ik terecht op het tweede plein of het meest monumentale plein Piazza Municipio. Dit is het hart van de stad waar de kathedraal San Nicolò en het Palazzo Ducezio (of stadhuis) staan. Rechts van de kathedraal staat het Bisschoppelijk Paleis, met daarnaast de Basilica del Salvatore. Ook in de kathedraal ga ik een kijkje nemen. De kathedraal is te bereiken via een lange trappenpartij. Hier was er momenteel een kerkdienst bezig. Ondertussen valt je mond open van alle pracht binnen in de kathedraal, waaronder de plafondschilderingen en andere kerkversieringen. Jarenlang stond de kathedraal in de steigers, nadat in 1996 de volledige koepel en een deel van het middenstuk instortten. De restauratie van de kathedraal is in de zomer van 2007 voltooid en werd het gebouw weer heropend. Ik merk hier ook nog een beeld op dat ter herinnering aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog is neergepoot.

Ik wandel verder in de straat en kom de kerk Chiesa del San Carlo tegen. Het is een kerk met een klokkentoren. Je merkt op dat er een souvenirwinkeltje volledig in het kerkportaal is ingebouwd. Ook in deze kerk zijn er weer prachtige plafondschilderingen en ik merk ook een prachtig versierd orgel op.

Ik wandel verder en kom terecht op het derde plein Piazza XVI Maggio. Het is het gezelligste van de drie pleinen langs de Corso Vittorio Emanuele. De bolle gevel van de San Domenico kerk springt meteen in het oog. Eveneens het plantsoen ervoor, het Villette d’Ercole, met de uit het oude Noto gerecupereerde fontein van Heracles. Ook is het mogelijk om de pracht in deze kerk te bewonderen. Op de zitbanken zitten op dit plein steevast bejaarde bewoners van Noto, die het toeristische geweld gade slaan en becommentariëren. Als je het plein oversteekt, kom je terecht voor het Teatro Vittorio Emanuele, dat uit 1850 dateert, maar in 1964 werd gerestaureerd.

In één van de smalle oplopende straten die uitkomen op de Corso Vittorio Emanuele, heb ik een foto gezien van een bloementapijt in deze straat. Op de derde zondag van mei wordt de stad immers bedolven onder de bloementapijten (de Giardino di Pietra). Ook als je de winkeltjes passeert wordt je onophoudelijk aan het bloemenfeest herinnerd.

Voor barokliefhebbers is Noto altijd een feest. Na het zien van al deze prachtige gebouwen wandel ik terug naar de toegangspoort Porta Reale. Ik passeer vervolgens nog buiten het stadscentrum een park waar ik verschillende borstbeelden zie staan. Met de bus verlaten we nu Noto en rijden dan naar de archeologische site van de Villa Romana del Tellaro.

De Villa Romana del Tellaro is een Romeinse villa uit het late Romeinse rijk op Sicilië en ligt ten zuiden van Noto. De overblijfselen van de villa werden in 1971 gevonden in een vruchtbaar agrarisch gebied nabij de Tellaro rivier. Na de restauratie van de villa, werd het in 2008 terug toegankelijk gemaakt voor het publiek. De site was gelegen op een boerderij uit de 17de tot de 19de eeuw. Het centrale gebouw werd gebouwd rond een grote zuilengalerij. Binnen in het gebouw zag je onder de vloer overblijfselen van kanalen waar men vroeger water in liet transporteren. Het gedeelte van de veranda aan de noordkant had een vloer die versierd was met mozaïeken. Ze tonen lauwerkransen die cirkels en achthoeken vormen met geometrische en bloemmotieven. Ze grenzen aan twee andere kamers met figuratieve mozaïeken. Op de mozaïekvloer zie je onder andere jachttaferelen. Achter de villa liggen wijngaarden, waar de traditionele druiven van de regio nog worden verbouwd. Ikzelf merk ook een plantage op met citroenvruchten.

Na dit bezoek rijden we naar Marzamemi, een zeer rustig en traditioneel vissersdorp. Marzamemi is een authentiek, klein kustplaatsje in het zuidoosten van Sicilië. In dit dorp krijgen we vrije tijd om het te gaan verkennen. Het heeft een oud stadsgedeelte, dat echt de moeite waard is om door te lopen. Het oude stadsgedeelte dateert grotendeels uit de tijd dat prins Nicolaci Villadorata het hier halverwege de achttiende eeuw voor het zeggen had en is gesitueerd rond het pittoreske Piazza Regina Margherita. Het paleis van de prins, het Palazzo Villadorata, werd gebouwd in 1752 en kijkt nog altijd uit op het plein. De prins liet hier ook de Chiesa di San Francesco di Paola bouwen, vlak bij een oude tonijnfabriek, die al stamde uit de tijd van de Arabieren en later door de prins werd gekocht. De kerk wordt daarom ook wel de ‘Chiesa della Tonnara’ genoemd. De kerk is vanwege de slechte staat helaas niet toegankelijk voor publiek. Na de Tweede Wereldoorlog werd aan het plein daarom een nieuwe kerk gebouwd, de Chiesa Nuova di San Francesco di Paola.

Alles op dit plein is authentiek dat het zo bijzonder en sfeervol maakt. Verschillende bloempotten en bloembakken tegen de muren versieren het plein. De verschillend gekleurde tafels en stoelen die we hier zien geven een aangename sfeer aan het plein. Ik heb op dit plein een terrasje gedaan en een biertje gedronken. Op elke tafel van dit terras lag er een boek met hierop een citroen. De ambachtelijke visserij en visverwerking is hier nog altijd een belangrijke economische activiteit. Je kunt hier dan ook volop genieten van de vele visspecialiteiten die op het menu staan. Ook kom ik hier en daar wel prachtig geschilderde muren tegen met figuren die soms verwijzen naar het zeeleven. Zo kwam ik op een muur een prachtig geschilderde zeemeermin tegen. Er zijn hier in het oude stadsgedeelte verschillende restaurants te vinden. Opmerkelijk was ook het grote net dat ik zag in de vorm van een vis. Dit diende om afvalplastics in te werpen.

Ik wandel ook langs de kleine vissershaven, waar kleurrijke bootjes dobberen op het intens blauwe water. Ik merk voor de kust van Marzamemi een klein eiland op, dit is Isola Piccola. Op dit kleine eiland staat een opvallend rode villa. De villa is van de familie Brancati, waardoor het eiland ook wel Isolotto Brancati wordt genoemd. De beroemde Siciliaanse toneelschrijver Vitaliano Brancati verbleef er regelmatig om nieuwe inspiratie op te doen. Vervolgens dwaal ik door de smalle straatjes die uiteindelijk allemaal weer uitkomen op het kleurrijke Piazza Regina Margherita. Ik wandel uit het oude centrum en kom terecht op een zandstrand.

Na dit bezoek keren we met de bus terug naar het hotel nabij Letojanni. Ik vertrek met een taxi naar een ander hotel in Giardini Naxos. Ik stap in de taxi en wil de gordel aandoen. Hij hield mij tegen om de gordel aan te doen. No No No zei hij met opgestoken wijsvinger en een neen gebaar aan het maken. Je bent in Sicilië en hier dragen we geen gordel was de taxibestuurder zijn antwoord. Ok, dan maar op weg zonder gordel. Zo heb ik hier ook gezien dat een buschauffeur bij een excursie geen gordel droeg en aan een kruispunt stond om af te slaan. Hij zag de politie staan in die straat en deed vervolgens toch maar zijn gordel aan. Gelukkig was het file en kon hij niet snel rijden. Op zondag gaan de meeste Sicilianen naar het strand en trekken ze massaal naar de stranden nabij Taormina. Maar ’s avonds rijden ze allemaal terug naar huis, wat voor een enorme drukte zorgde in het verkeer rond Taormina. De taxichauffeur was zich enorm aan het enerveren en was in de file continu naar zijn GSM aan het kijken of te bellen. Hij was ook aan het babbelen met voetgangers aan de overkant van de straat terwijl hij stilstond in de file. Plots was hij een foto aan het nemen van de file en stuurde die met zijn GSM door. Zou hij een bewijs voor zijn vrouw nodig hebben waarom hij later thuis zou zijn? Hij was zich aan het ergeren dat er hier veel Russische toeristen waren en dat ze enkel maar naar hier komen om te drinken. Maar hij was wel met een Russische vrouw getrouwd. Ook over een volle witte lijn rijden om de file voorbij te steken deed de taxichauffeur. Alles is blijkbaar mogelijk hier in het verkeer. Hij zat aan het vloeken en handgebaren aan het maken naar de wagen die achter de bus reed, omdat de bestuurder de bus niet inhaalde terwijl de bus stilstond om passagiers op te pikken. Eigenlijk zag je de tegenliggers niet goed afkomen en was het eigenlijk voor mij gevaarlijk om die bus nog in te halen. Ook verheft hij zijn stem omdat de wagen voor hem aan het ritsen was op een kruispunt. Ook bij het ritsen stond de taxichauffeur hevig. Neen, er zou niemand tussen komen. Chaos is hier troef op de kruispunten bij druk verkeer. En jawel dan wordt er geclaxonneerd en in deze verkeersjungle hier is het de wet van de sterkste. Men neemt soms hier onnodige risico’s in het verkeer en ze reageren toch soms opvliegend met veel handgebaar naar andere bestuurders die niet rijden zoals ze willen. Dit gedrag van bestuurders heb ik op andere plaatsen ook gezien. Dan zie je een wagen dubbel geparkeerd terwijl het andere verkeer nauwelijks kan passeren. Grappig was ook te zien dat er een passagier uit de wagen stapt en dan een winkel in de straat naar binnen gaat om iets te kopen. Ondertussen rijdt de bestuurder van de wagen rustig verder in de file. Een beetje later komt de passagier uit de winkel en loopt dan naar wagen die nu een beetje verder in de file stond en hij stapte terug in de wagen. Oef, we zijn veilig en wel aangekomen in het hotel in Giardini Naxos.

De volgende dag neem ik een lijnbus naar Catania. De lijnbus stopt aan de busterminal nabij het treinstation van Catania. Ik trek van hieruit te voet naar het stadscentrum. Geprangd tussen de uitlopers van de Etna en de Ionische Zee ligt Catania, een havenstad met meer dan 330000 inwoners. De stad werd in de achtste eeuw voor Christus gesticht door de Grieken. Catania wordt ook wel de zwarte dochter van de Etna genoemd. De voortdurende dreiging van de vulkaan Etna is constant voelbaar en zichtbaar. Aan het eind van de zeventiende eeuw deelde Catania twee keer zwaar in de brokken: eerst was er de verwoestende lavastroom in 1669, nadien veegde de aardbeving van 1693 een groot deel van de stad van de kaart. Sindsdien werd Catania heropgebouwd tot de stad die het nu is.

Op weg naar het stadscentrum zag ik in een zijstraat een gebouw dat mijn aandacht trok. Ik kwam terecht op het plein Piazza Bellini en zag daar het Teatro Massimo Bellini, een operagebouw. Er passen nu 1200 toeschouwers in het theater, dat beroemd is om zijn akoestiek. Het operagebouw, in de geboorteplaats van componist Vincenzo Bellini, werd in 1890 met een uitvoering van zijn opera “Norma” geopend. In zijn geschiedenis zijn bijna alle werken van Bellini opgevoerd in het operagebouw. De façade van het gebouw is prachtig. Verschillende borstbeelden en andere beeldende figuren versieren de voorgevel. Op het plein voor het operagebouw zie je ook een fontein.

Je merkt aan de verschillende gebouwen in de stad terug de Siciliaanse barokstijl op. Bij het wandelen in het stadscentrum zal ik veel Chiesa’s tegenkomen, oftewel kerken. De eerste kerk die ik fotografeer in de stad is de Chiesa S. Michele Arcangelo. Nadien kom ik terecht op Piazza Stesicoro. Het plein wordt aan de rechterkant gedomineerd door een monument voor Vincenzo Bellini. Het monument, volledig in wit marmer, heeft een vierkante basis en is vijftien meter hoog. De basis is ongeveer drie meter hoog. Op deze basis zijn er zeven stappen, om de muzieknoten aan te geven, die opgaan in een afgeknotte piramide. Bovenaan de trap rijst een vierkante kolom op, waarop een standbeeld van Vincenzo Bellini zit op een stoel. Aan de vier zijden van de kolom staan vier beelden als een allegorie van zijn vier beroemdste werken. Een laag smeedijzeren hek omgeeft het monument. Aan de linkerkant ligt, onder het straatniveau, een vrijgelegd deel van het Romeins amfitheater. Hier kan je de gevolgen zien van de lava die de stad overspoelde. Er is maar een klein gedeelte uitgegraven, de rest bevindt zich nog onder de later gebouwde stad. Dit moet een enorm theater zijn geweest, want er konden wel 16000 mensen een zitplaats vinden op de stenen banken. Achter de restanten van het Romeins amfitheater kan je nog de katholieke kerk Chiesa San Biagio zien, ook bekend als de kerk van Sant'Agata alla Fornace.

Vanop dit plein zie je een straat waar er een markt begint. Deze markt ligt in verschillende straten en is tamelijk groot. Op deze dagelijkse warenmarkt wordt er alles aangeprezen van muziek CD’s tot kleren, van handtassen tot schoenen, van tafelkleedjes tot verse groeten, en zoveel meer. Er loopt veel volk rond op deze markt. Tussen de verschillende kramen kan je soms iemand zien rondrijden met een winkelkar waarin zijn koopwaar ligt. Opletten, want met een scooter rijdt men ook tussen de kramen. Op het plein Piazza Carlo Alberto zien we vooral de groenten, fruit en viskramen. Op dit plein staat ook de Basiliek Santuario del Carmine. Opvallend was de courgette met enorm gekromde vorm. En ook de geur van de vis kan je ruiken. Hier heerst er een drukte en is er veel lawaai. De visverkopers proberen elkaar te overstemmen in het aanprijzen van hun dagverse waar. Iedereen wurmt zich rond de kramen om de mooiste stukken vis te kopen. Je kan hier verschillende soorten vis en weekdieren vinden, zoals inktvis, tonijn, garnalen, sardientjes, mosselen, zeewolf en andere lokale delicatessen. Op deze markt valt weer de zwaardvis op. Want naast het enorme, in ronde moten gesneden lijf van de vis, staat de afgehakte kop met een puntige spies van bijna een meter lang. De vis van Catania is de lekkerste van Sicilië! Althans dat beweren ze in Catania zelf. En ze leggen ook uit waarom: de vissen zijn hier veel beter van smaak dan elders. Dat komt omdat ze zich voeden met algen, die op de lavarotsen leven.

Je ziet Sicilianen soms heftig discussiëren in de straat met veel emotie. Je merkt op dat ze hierbij veel bewegingen maken met hun handen. Dit doen ze om hen punt duidelijker over te brengen naar de ander toe. De Sicilianen zijn sowieso luidruchtige praters in groep. Wanneer je er twintig aan één tafel zet, dan kletteren de decibels in het rond. Alleen tijdens een maaltijd valt het even stil en wordt het genieten van het lekkers van de kok.

Vervolgens heb ik de markt verlaten en ben nu aan het wandelen, weg van het stadscentrum. Ik kom nu wel op verschillende plaatsen bedelaars tegen. Ik merk achter een muur een open vlakte op. Hier zag ik enorm veel zwerfvuil liggen. Op een bepaalde overdekte locatie zag ik in een hoek twee matrassen liggen. Misschien is dit wel een plaats waar clochards slapen. De pracht van deze mooie culturele stad is nu wel ver weg hier. Een beetje verder kom ik terecht op het plein Piazza Giovanni Falcone. Hier zien we de kerk Chiesa Ortodossa di Romania. Vervolgens wandel ik terug naar het stadscentrum en kom terug terecht op het plein Piazza Stesicoro. Ik loop nu verder op de Via Etnea en kom het postkantoor tegen. Het gebouw heeft een prachtige façade en ook binnen zien de wanden en het plafond er fraai uit.

Naast het postkantoor zien we de tuin Giardino Bellini. De Bellini tuin is het oudste stadspark van Catania. Aan deze hoofdingang zie je een monumentale trap, geplaveid met zwarte en witte stenen. Als je de trap op bent, zie je een groot fonteinbassin. Helaas de fontein was momenteel niet aan het werken en er stond maar een weinig water in het bassin. Hier zie je ook vier beelden op zuilen staan. Er zijn er twee aan de ene kant en twee aan de andere kant. De vier beelden vertegenwoordigen de vier seizoenen. Je kan ook nog het beeld van de componist Vincenzo Bellini zien, die kijkt in de richting van het fonteinbassin. Via een lange laan die omgeven is door bomen en kleurrijke bloemen wandel ik tot de top van een heuvel. Hier was er ook een ingang van de tuin. Ik keer dan terug in het stadspark naar de hoofdingang via een andere laan. Deze bekende laan noemt men “de illustere mannenlaan”. Het is een inspirerende route geflankeerd door borstbeelden bovenop zuilen. Het zijn de borstbeelden van beroemde mannen uit de geschiedenis van Catania. De oude tuin is prachtig, niet alleen vanwege de sculpturen, maar ook vanwege de overvloedige flora: er zijn veel verschillende subtropische soorten, bosbomen en zelfs een majestueuze ficus. De tuin van Bellini is eigenlijk een belangrijke botanische bron voor de stad omdat er veel oude en exotische planten bewaard zijn gebleven. In de jaren zestig werd hier een kleine dierentuin gebouwd waar zwanen, apen, pauwen, reptielen, slangen te zien waren. Ook was er toen een beroemde kleine Indische olifant te zien, die geschonken werd aan de stad door een circus. Later besloot de stad vanwege economische problemen het zoölogisch park te verwijderen en alleen de botanische tuin te behouden.

Ik verplaats mij naar de straat Via Crocoferi en kom nu weer verschillende parels van kerken tegen. Deze kleine straat loopt ongeveer parallel aan de straat Via Etnea en werd sinds zijn ontstaan in de 18de eeuw aan geen enkele verandering onderworpen. De straat dankt zijn naam aan de ziekenverplegende kloosterorde van de crocoferi. In deze straat lopen er minder mensen dan in de Via Etnea, waar er wel winkels te vinden zijn. Ik passeer Chiesa di San Camillo, Chiesa di San Giuliano, Chiesa San Francesco Borgia, Chiesa di San Benedetto en Chiesa di S. Francesco d’Assisi all Immacolata. Genoeg kerken dus en het waren niet de laatste die ik hier zag. Verschillende statige kerken hier hebben prachtig versierde façades. Kijk naar de details die je kan bewonderen.

Na het doorlopen van deze straat merk ik een toegangspoort op en wandel er naar toe. De toegangspoort Porta Garibaldi is een barokke triomfboog die in 1768 werd gebouwd ter ere van huwelijk van koning Ferdinand III en Maria Carolina van Oostenrijk. Je ziet een centrale boog met aan beide zijden een gebogen vleugel. Het geheel werd opgetrokken in de voor Catania karakteristieke zwarte lavasteen afgewisseld met lichtgekleurde speklagen. De boog is verder gedecoreerd met beeldhouwwerk en aan beide zijden bevindt zich een uurwerk.

Vervolgens keer ik terug en door de straat te blijven volgen kom ik terecht op het plein Piazza del Duomo (Domplein). Zeg maar het traditionele centrum van de stad. In het centrum is meteen de stempel van architect Giovanni Battista Vaccarini (1702-1768) te zien. Deze architect tekende voor de barokke heropbouw van Catania na de verwoestende natuurrampen aan het einde van de zeventiende eeuw. Op het Domplein springen twee dingen onmiddellijk in het oog. Eerst is er de Fontana dell’Elefante of de fontein met het beeld van een olifant. Op de rug draagt de olifant een Egyptische obelisk, die in de Romeinse tijd soms als steunpilaar in het amfitheater werd gebruikt. Het andere opvallende op dit plein is de kathedraal Duomo di Sant’Agata zelf. De kathedraal werd heropgebouwd na 1693 met alweer een Vaccarini gevel, een prachtige façade. Ze is gewijd aan de martelares Sant’Agata, de patrones van Catania, van wie de borsten werden afgesneden. Het beeld en de relieken van de patrones zitten achter slot en grendel weggeborgen in de kathedraal. In de kathedraal bevindt zich ook het graf van componist Vincenzo Bellini. Ik ben in deze kathedraal naar binnen gegaan en zie weer prachtige plafondschilderingen.
Op dit plein zie ik ook kunstenaars bezig. Tijd om te verpozen op dit prachtige plein en begeef mij naar een terras en geniet van een Siciliaans bier.
Nog opvallend in Catania is het overvloedig gebruik van lavasteen, die toch ruimschoots voorhanden was en die bijzondere bouwkundige eigenschappen bleek te hebben. De olifant op de Fontana dell’Elefante is uit lavasteen gekapt. Maar ook heel veel straten in Catania zijn met lavasteen gelegd, hoewel dat nu niet meer gebeurt. Nu wordt ook hier gewoon asfalt gebruikt en dat heeft louter economische redenen: lavasteen is immers heel hard en bijgevolg moeilijk werkbaar. Het valt in Catania ook op dat bijvoorbeeld de onderste boord van de huizen uit lavasteen werd opgetrokken. Lavasteen heeft immers ook een hoge isolerende eigenschap.

Vanuit dit plein vertrekt ook de brede Via Etnea, die we al verkend hebben. Het is één van de vele brede en rechte lanen die kenmerkend zijn voor het heropgebouwde, barokke Catania. Ik wandel nog even verder langs de Via Etnea en kom terecht op het ruime plein Piazza dell’Università, het intellectuele centrum van de stad. Links staat het universiteitsgebouw, waar één van de belangrijkste universiteiten is gehuisvest. Een beetje verder in de straat trekt de Basilica di Maria dell’Elemosina mijn aandacht. Dit is weer een goed voorbeeld van geweldige Siciliaanse barok. Je kan weer genieten van de prachtige gevel of façade.

Na dit bezoek aan het stadscentrum trek ik terug naar het station van Catania. Ditmaal neem ik de trein om terug naar Taormina te gaan. Opmerkelijk was het bordje dat ik las dat je tijdens gesprekken met de GSM andere mensen niet mag storen op de trein. Op de trein zitten niet alleen toeristen, maar ook de Sicilianen die van hun werk komen. De treinconducteur was vriendelijk om mij informatie te geven wanneer ik van de trein moet stappen. Op zijn tablet heeft hij het reisschema bekeken. Als de trein een vierde maal stopt, dan zijn we aangekomen in het station Taormina-Giardini. Eigenlijk waren er informatieborden in de trein zelf en bij elke stop kondigde een stem in het Engels en het Italiaans aan welke stopplaats we bereiken. Vanuit de trein heb ik ook aquaducten gezien. De treinroute volgt eigenlijk vooral de kustlijn aan de oostkant van Sicilië.

Bij aankomst in het station ben ik te voet terug naar het hotel gewandeld en verken nu voor het eerst de populaire toeristenplaats Giardini-Naxos. Met zijn drukbezochte stranden is het een typisch toeristisch centrum in het zomerseizoen. De opgravingen van het oude Naxos, de eerste Griekse nederzetting op Sicilië (735 v. Chr.), liggen tegenwoordig door een beschermde muur uit de 19e eeuw van de zee gescheiden.

De volgende dag heb ik in de voormiddag een wandeling gemaakt langs de kustlijn van Giardini Naxos en de haven. Nabij de haven kan ik het standbeeld Nike de Kalkis zien. Het standbeeld is een ijzeren constructie waarop je vleugels kan in herkennen. De naam verwijst duidelijk naar de Nike of Samothrace waarop het is geïnspireerd. Dit is een Hellenistisch marmeren beeld met vleugels dat de godin van de overwinning voorstelt.

In de namiddag vertrek ik op excursie terug naar de Etna om ditmaal de zonsondergang te bewonderen op de flanken van de Etna. De Sicilianen vergelijken de Etna met een vrouw omdat beide verschillende gemoedtoestanden kunnen hebben. Bij negatieve emoties zal ze uitbarsten en je weet nooit wanneer er negatieve emoties op komst zijn. De Etna is een stratovulkaan die is opgebouwd uit lagen van gestolde lava en tefra. Stratovulkanen hebben relatief steile hellingen en worden gekenmerkt door regelmatig explosieve uitbarstingen. Een stratovulkaan heeft meerdere kraters zoals de Etna. De lava kan meer dan duizend graden zijn en dus de muren van huizen worden vernietigd.

Onderweg passeren we het dorp Safarana. Dit dorp is gekend omwille van de honing. We komen aan met de bus in “Rifugio Sapienza” op 1900 meter hoogte aan de zuidkant. Hier doen ik extra kledij aan om vervolgens met de terreinwagen naar een hoogte van 2700 meter hoogte te rijden. Ditmaal gebruiken we niet de kabellift om naar boven te gaan. Op deze hoogte kunnen we de top zien van de Etna. Je kon duidelijk zien dat er rook uit de top van de berg kwam. Er was namelijk vorige zaterdag een eruptie geweest. Twee verschillende toeristen hadden een drone mee en begonnen met hun drone over de flank van de Etna te vliegen om mooie beelden te maken. Een ervaren gids was aanwezig om de groep te begeleiden en met hem de vulkaan te voet verder af te dalen over het vulkanisch gesteente. Je kon hier nog een opgehoopte lavastroom zien van een uitbarsting in 2002. Je loopt als het ware op een maanlandschap en laat bij elke stap een voetafdruk in het gesteente achter. Je kon al zien dat de zon aan het verdwijnen was achter de bergflank. Opmerkelijk was dat je een lange schaduw van jezelf zag. We wandelen langs verschillende kraters van de Etna. Nabij een krater kon ik een meettoestel zien die metingen doet van trillingen in de aardkorst van de Etna. Dit gebeurt 24 uur per dag om mogelijke vulkanische activiteit te kunnen voorspellen. We komen aan op een plaats waar we de zonsondergang kunnen zien. Hier is er een enorm hevige wind en hierdoor voelt het ijzig koud aan. Ook mijn oren voelen ditmaal koud aan. De wind zou volgens de gids een snelheid van 70 km per uur hebben. Ik merk dat de wind mij bijna omver blaast. Ongelofelijk dat er toch mensen zijn die met een T-shirt rondlopen en geen vest gehuurd hebben om zich ermee te verwarmen. We hebben de zonsondergang gezien rond 20u30. Eigenlijk gaat de zon vlug onder langs de bergflank. Je kan aan de hemel een rode gloed zien. Na deze prachtige zonsondergang gaan we terug naar de terreinwagen die ons zal terugbrengen naar 1900 meter hoogte. Hier gaan we naar een restaurant. Op de menukaart staat er een enorme variëteit aan pizza. Genoeg keuze. Ik kies voor de pizza “Monte Santa Maria”. En hij was lekker. Na het eten keren we met de bus terug naar het hotel.