donderdag 2 januari 2020

Reisverslag Sicilië: begin 1e reisweek


Het eiland Sicilië is een juweeltje in de Middellandse zee. In de loop der eeuwen zijn vele verschillende volkeren hier terechtgekomen. Het resultaat hiervan is een geweldige en unieke mengelmoes aan stijlen en culturen. Dat zie je aan gebouwen, dat hoor je in de taal en dat proef je in het eten. In dit reisverslag neem ik je mee naar plaatsen om die mengelmoes zelf te ontdekken. Gedurende 2 weken ga ik via verschillende excursies dit eiland en enkele Eolische eilanden boven Sicilië gaan verkennen.

Na aankomst in de luchthaven rijden we met de bus naar het hotel. We zien reeds onderweg de vulkaan Etna. Het hotel had wel een unieke ligging boven op een heuvelrug en vanuit mijn hotelkamer had ik een prachtig uitzicht op de zee en het dorp Letojanni. De eerste dag heb ik een wandeling gemaakt in Letojanni. Het is wel toeristisch, maar het is ook nog gewoon een oud vissersdorpje gebleven. Het centrale plein is Piazza Durante, genoemd naar een beroemde hersenchirurg die hier geboren is. Hij was één van de eerste chirurgen die opereerde aan hersentumoren. Hij stierf in 1934. Het is een gezellig pleintje, met een aantal barretjes en terrasjes. Elke avond hoor je hier life muziek aan één van de terrasjes. Ik wandel de volledige boulevard van Letojanni af. Je kan verschillende verkoopstandjes tegenkomen waar je oa kledij, kettingen en andere prullen kan kopen. Ik kom op een ander pleintje een standbeeld van een beroemde pater tegen. Padre Pio is de bekendste heilige van Italië. Vooral in het zuiden van Italië wordt hij vereerd. Hij was een kapucijner monnik en verrichte wonderen alsof het niks was. Hij genas mensen en had mystieke ervaringen. Bij problemen schijnt 50% van alle Italianen Padre Pio aan te roepen. Maar er is ook altijd kritiek en achterdocht geweest bij zijn daden. Hij werd in 2002 heilig verklaard.

De volgende dag heb ik een lijnbus genomen naar de nabijgelegen stad Taormina, dat 200 m hoog op een bergflank ligt. Bij mijn aankomst in Taormina merk je dat het hier krioelt van de toeristen. We wandelen de stad in via de oude toegangspoort “Porta Messina”. Achter de toegangspoort begint de fameuze winkelstraat Corso Umberto I. Ik kom eerst aan op het plein Piazza Vittorio Emanuele. Tot hier kunnen er taxi’s rijden in het centrum. Verder zie je hier ook geen andere voertuigen rijden. Via dit plein vertrekt er een straat naar het Grieks theater of Teatro Greco. Ik ben eerst dit theater gaan bezoeken. Het is het bekendste monument van Taormina, met een adembenemend uitzicht op zowel de Etna als de zee en de volledige kustlijn. De baai kronkelt zich links en rechts langs de kust, de schuimkoppen van de golven zorgen voor een onophoudelijke witte boord tussen land en water, en rechts staat de majestueuze Etna als een zwarte reus dominant te wezen. Doordat het helder weer was kon ik de bergtop volledig zien.

Na het theater in Syracuse is dit het grootste theater van heel Sicilië, met een tribune die een diameter van precies 109 meter heeft. Het theater werd gebouwd in de derde eeuw voor Christus. In sommige treden zie je nog altijd de naam Filistide gekerfd staan, de naam van de vrouw van degene die het theater zou hebben laten bouwen. Het theater werd in de Romeinse tijd, in de tweede eeuw na Christus, grotendeels opnieuw opgebouwd. Zij zorgden onder meer voor een grotere arena en een toegangsweg voor gladiatoren en wilde dieren. Er zijn drie grote openingen in het toneel. Deze worden geflankeerd door zuilen en nissen, het resultaat van een 19e eeuwse verbouwing. Het is zeker de moeite waard om dit theater te gaan bezoeken. Het is een fraai en relatief goed bewaard bouwwerk van meer dan 2000 jaar oud. Het is nog altijd in gebruik, met elk jaar weer prachtige voorstellingen die van juni tot en met oktober worden opgevoerd. Momenteel was men bezig met de voorbereidingen voor een optreden. Maar wat er zich ook voor moois afspeelt op het toneel, je blik wordt ook steeds naar het adembenemende panorama getrokken, een eeuwigdurend schouwspel dat nooit verveelt. Je kon hier op TV schermen zien hoe het er vroeger uitzag en meer te weten komen over de geschiedenis van dit theater.

Na het bezoek aan dit theater wandel ik in de winkelstraat Corso Umberto I. Op de fraaie winkelstraat komen links en rechts smalle straatjes uit die ofwel vanuit de diepte, ofwel naar hoger op de bergflank lopen. Ook in die straatjes zijn kleine winkeltjes gevestigd. Op de trappen in één van de smalle straatjes zag ik langs beide zijden verschillende prachtige schilderijen of keramische vazen staan. Je komt hier oa kledingzaken, muziekwinkels, kunstwinkels, keramiekwinkels, cafés, restaurantjes, boetieks, ontelbare souvenirwinkels, antiekwinkels, ijssalons, bakkerijen en drankstandjes tegen. In nogal wat souvenirwinkels vind je gadgets die de spot drijven met de maffia. Ontelbaar zijn de t-shirts van “Il Padrino” of “The Godfather”, al dan niet met vervormde tekst of tekening. Er zijn schorten waarop gelachen wordt met de maffia en je vindt er spottende petjes of sjaaltjes. Als je met iets kunt lachen, neem je het minder ernstig op en kun je het beter relativeren, zeggen ze hier.

Op de terrassen van verschillende huizen zie je prachtige grote koppen van keramiek die als bloempotten gebruikt worden. Ze sieren heel wat Siciliaanse balkons: plantenpotten in de vorm van een hoofd. En ook zag ik ze staan in de vitrines van toeristenwinkeltjes, meestal opgesteld in paren: een stoere man en een jonge vrouw. De keramieken koppen blijken ”teste di moro” te zijn, “Moorse hoofden”, en er schuilt een nogal luguber, maar gepassioneerd liefdesverhaal achter, dat zich afspeelt in Palermo, ten tijde van de Arabische overheersing van Sicilië (827-1091). Volgens een Siciliaanse legende was er eens een jonge Siciliaanse die alle dagen thuis doorbracht en altijd in de weer was met haar planten op het balkon. Op een dag liep een Moorse man, zoals de islamitische bevolking van Sicilië genoemd werd, langs haar huis. Toen hij haar zag, was hij op slag verliefd. De verliefdheid was wederzijds, maar al snel kwam de jonge vrouw erachter dat haar nieuwe geliefde binnenkort terug naar het Oosten moest, waar zijn echtgenote en kinderen op hem wachtten. De Siciliaanse kon niet verdragen dat ze haar geliefde kwijt zou raken, wachtte tot het nacht was en vermoordde hem in zijn slaap en hakte zijn hoofd af. Zijn hoofd gebruikte ze als pot voor een basilicumplant op haar balkon. Zo had ze hem voor altijd bij zich. Haar tranen deden de basilicum groeien. Zó goed dat alle buren haar voorbeeld wilden volgen en ook zo’n planten pot lieten maken. Maar dan van keramiek. Al snel werden de keramieken hoofden een geliefd verkoop product.

Ik kom tijdens mijn wandeling, halverwege de Corso Umberto I, aan op het plein Piazza IX Aprile. Op dit plein heb je een adembenemend vergezicht over de baai. Dit is een ideale plaats om even te verpozen. Je kan hier op het plein ook de kerk San Giuseppe en de Torre di Mezzo, die ook wel Torre dell’Orologio of klokkentoren wordt genoemd. Deze toren is gebouwd in de twaalfde eeuw, werd door de Fransen verwoest in 1676 en daarna weer steen voor steen opnieuw opgebouwd, waarna de klok werd toegevoegd. Naast de klokkentoren is er het meest befaamde café van Taormina: “Caffé Wunderbar”. Hier serveren ze al meer dan een eeuw lang caffè en cocktails, aan beroemde en minder beroemde gasten van over de hele wereld. Houd er wel rekening mee dat je drankje duurder is als je op het terras plaatsneemt, al maakt het uitzicht dit eerlijk gezegd helemaal goed. Momenteel was er een trouw bezig aan de kerk San Giuseppe. Prachtig uitgedoste mannen in kostuum en vrouwen met baljurk staan aan de ingang van de kerk. Later heb ik een bezoekje gebracht in de kerk. De rust van de kerk vanbinnen, staat in fel contrast met de gezellige drukte buiten.

Vervolgens wandel ik verder onder de klokkentoren, die eigenlijk Porta Di Mezzo heet en toegang heeft tot de vijftiende-eeuwse stad. De Corso wordt hier een beetje smaller, maar op warme zomerdagen is zijn schaduwrijke beschutting een weldaad. Een beetje verder komen we aan op Piazza Duomo, het plein van de kathedraal van Taormina, met in het midden een fontein in natuursteen, waarop een centaur staat. Een centaur is een fabeldier uit de Griekse mythologie, half mens, half paard. De centaur is het symbool van Taormina. Dit is een zeer levendig plein en het frivole van de bonte mengeling rond de fontein contrasteert een beetje met het eenvoudige bouwwerk van Cattedrale di San Nicolo di Bari. Het gaat om een versterkte, van kantelen voorziene kerk uit de dertiende eeuw.

Kunstenaars die schilderijen maken en muziekgroepjes vinden een plaatsje op de verschillende pleinen. Ik hoorde ze prachtige en op een levendige manier bekende en minder bekende Italiaanse liedjes zingen. Zo herkende ik onder andere het bekende liedje “Volare”. Ook kom ik vrouwen tegen met prachtig versierde feestelijke baljurken, die op die manier aandacht trokken en zo reclame aan het maken waren voor een theatervoorstelling.

Als je verder wandelt dan staat er net voorbij de Piazza Duomo, aan het einde van de Corso Umberto I, de andere toegangspoort Porta Catania. Op mijn terugweg dwaal ik nog door een zijstraat waar ik een mooi klein park zie. Dit is Naumachi, waar je overblijfselen van een oude Romeinse muur kan zien. Hier bevond zich vroeger één van de oudste gebouwen in de stad, die dienst deed als gymzaal. Eigenlijk is Taormina een aangename stad om in rond te wandelen. Nadien keer ik terug, na het genieten van een lokaal Siciliaans bier, naar de lijnbus die me terug naar Letojanni brengt waar mijn hotel is.

De volgende dag vertrek ik naar Agrigento, de “vallei van de tempels”. Dat is een op zijn minst opmerkelijke plaatsbeschrijving, want eigenlijk ligt die vallei op een heuvelkam die neerkijkt op de zee. De historische site van Agrigento ligt geprangd tussen de zee en de huidige stad, die almaar dichter naar de tempelvallei lijkt te sluipen.

Onderweg naar Agrigento zien we het binnenland. Je ziet vooral een kaal, dor en heuvelachtig landschap. We zien soms rijen met olijfbomen en stukken woeste grond met hier en daar wat koeien. De verschillende autowegen zijn gebouwd op verschillende brugpijlers. Op de autoweg moet je tol betalen. Onderweg naar Agrigento waren er wel veel wegenwerken. Ik heb tijdens de rit een aquaduct gezien en ook verschillende hooi schuren. De Romeinen hebben van Sicilië de graanschuur van het Romeinse Rijk gemaakt en nog steeds wordt er in dit gebied veel graan verbouwd.

We passeren de stad Caltanissetta, dat in het hart ligt van het eiland en je ziet dat het ligt aan de voet van de berg Monte San Giuliano op een hoogte van ongeveer 568 meter boven de zeespiegel. De naam van de stad zou afkomstig zijn van “Castra Nici”, de naam van een fort dat hier in de vijfde eeuw voor Christus door inwoners van Carthago werd gebouwd. Inwoners zelf zeggen dat het afkomstig is van “anissetta”, anijs. Caltanissetta bestond reeds ten tijde van het Romeinse rijk maar werd pas een plaats van belang in de 9e eeuw, toen het onder Arabische invloeden kwam. Rondom Caltanissetta worden er druiven verbouwd, beter bekend als de Uve d’Italia (eieren van Italië). Een zeer bekende en goede Siciliaanse wijn is de Nero d’Avola.

Met 140.000 hectaren is Sicilië het grootste wijngebied van Italië. De lavagronden zijn hier vruchtbaar en uitermate geschikt voor wijnbouw. De lange kuststrook heeft een warm en droog klimaat. Veel wijngaarden moeten geïrrigeerd worden. In de centraal gelegen berggebieden heerst een iets vochtiger klimaat.

Vanaf de 8e eeuw voor Christus gingen de Grieken op zoek naar mooie, vruchtbare en strategisch gelegen plekken om kolonies te stichten. Ze hadden in hun eigen land nogal wat conflicten en konden niet genoeg voedsel verbouwen voor alle inwoners. Zo kwamen ze al gauw op Sicilië terecht. Agrigento werd in de 5e eeuw voor Christus gesticht. De Grieken bouwden er in de zesde en vijfde eeuw voor Christus flink op los en vulden deze plaats met de mooiste tempels. In 406 voor Christus werden de tempels verwoest door de Carthagers en later door de Romeinen heropgebouwd, met respect voor de Dorische stijl.

Bij de ingang van het archeologische park moeten we door een metaaldetector. Eerst komen we aan bij de tempel van Hera. Deze tempel is grotendeels in verval en ingestort. Niettemin blijven er nog zuilen fier rechtop staan. Het gaat hier om een peripterale of ringhallentempel met 6 x 13 zuilen, die zich verheft op een vier treden tellende onderbouw.

In de nabijheid van deze tempel staat er een oude olijfboom van meer dan 500 jaar oud. De olijfboom had een mooie en grillige stam. We wandelen nu verder langs de Via Sacra, een weg die ons zal leiden naar de volgende tempels. We zien hier ook nog delen van de oude verdedigingsmuren van de vroegere stad. In de oude verdedigingsmuren van de Grieken hebben de vroeg-christenen later hun doden begraven. De rond uitgehakte bogen boven hun graven noemt men een arcosolio of zonneboog. Deze stond symbool voor de zon die in het oosten opkomt en in het westen ondergaat. Je kan hier nog duidelijk de graven zien.

De volgende tempel die we langs de Via Sacra tegenkomen is de best bewaarde Griekse tempel, namelijk de tempel van Concordia (430 voor Christus). Hij ligt hier centraal op een heuvelkam. Deze tempel is het mooist bewaard gebleven omdat deze nooit is verwoest, maar is hergebruikt. Men heeft hem omgebouwd tot christelijke kerk. De ruimtes tussen de zuilen waren opgevuld. Uit de dichte ruimtes binnen hakte men juist ronde bogen om daar het middenschip en de zijschepen van de kerk van te maken. Later is hij weer in de oude staat teruggebracht. Er zijn nog drie tempels ter wereld die zo mooi bewaard zijn gebleven: het Parthenon in Athene, Peastum in de buurt van Napels, maar deze hier in Agrigento wordt vaak als mooiste genoemd. Deze tempel heeft ook een ringhal van 6 x 13 zuilen.

In de nabijheid van de tempel kan je nog panelen zien met uitleg over het transport van stenen en het bouwen van de tempels tijdens de Griekse periode. We zien hier ook nog een bronzen beeld van Icarus dat naast deze prachtige oude Griekse tempel ligt. Aan de achterkant van het beeld zie je twee vleugels. Het lijkt zo echt wel een gevallen engel.

Op weg naar de derde tempel zien we villa Aurea en op het einde van de Via Sacra komen we de derde tempel tegen. De tempel van Heracles is de grootste en oudste ringhallentempel van de stad, waarvan begin vorige eeuw acht zuilen werden heropgebouwd. Opgravingen op deze plek hebben ook het bestaan van een vroegere tempel (6e eeuw voor Christus) bewezen. Het is een ringhal van 6 x 15 zuilen.

Na dit bezoek aan de Griekse erfenis rijden we met de bus naar de stad Piazza Armerina. De plaats is vooral bekend door de in de nabijgelegen vallei gelegen Romeinse villa, Villa Romana del Casale, die tot de best bewaarde villa's van de Romeinse tijd behoort. Het is een Romeinse villa uit de 4e eeuw na Christus. Deze is beroemd om zijn mooie vloermozaïeken, die zelfs tot de mooist bewaarde uit de Romeinse wereld worden gerekend. Dit was waarschijnlijk één van de villa’s van keizer Maximianus. Hij gebruikte hem als uitvalsbasis als hij hier ging jagen. Dankzij een modderstroom zijn de vloeren eeuwenlang verborgen gebleven. Men herontdekte ze pas aan het begin van de vorige eeuw. Stel je bij Villa Casale geen compleet huis meer voor. Het is voornamelijk die vloer, met her en der wat muren die gedeeltelijk weer opgebouwd zijn. De kamers van de villa liggen rondom een atrium. In ongeveer 40 kamers heeft men mozaïeken teruggevonden en soms ook fresco’s op de muren. Grote villa’s als deze hadden hun eigen thermen. Maximianus kwam hier dus om te jagen. Op de mozaïeken vind je dan ook veel jachttaferelen terug. De gang van de grote jacht is een hoogtepunt. Hij golft een beetje. Je ziet de jacht op groot wild in verre gebieden. De wilde dieren die gevangen genomen worden zullen worden ingezet bij gladiatorengevechten. Je kan hier ook vloermozaïeken zien dat de maaltijden van de rijke Romeinen leuke feestjes waren. De Romeinen lagen op banken tijdens het eten, steunend op mooie kussens. Ze lagen op hun linkerzij, en met hun rechterhand konden ze eten en drinken.

De bekendste kamer is die van de dieci ragazze, de 10 meisjes, beter bekend als de bikinimeisjes. De eigenaar was zijn oude vloerbedekking zat en legde er daarom maar een nieuwe overheen. In de hoek zie je nog een stukje van de oude, met geometrische figuren. De nieuwe is veel opvallender. Het zijn meisjes in bikini, of sportkleding. Ze doen mee aan verschillende sportwedstrijden. Discuswerpen, hardlopen en een balspel. Eentje is er in de weer met halters. Links beneden worden twee winnaressen gehuldigd met een palmtak en bloemenkransen.

Een ander bekend mozaïek is de vloer met de erotische scène. Uiteraard was dat de vloerbedekking van de kamer van de heer des huizes. Maximianus kon kijken naar een jongeman die in zijn ene hand een schaal fruit vasthoudt en een soort vat. Zijn andere arm houdt hij om een mooie dame geslagen. Haar omslagdoek is net losgeraakt. Daardoor krijgen we haar blote rug en mooie ronde billen te zien.

Het is zeker de moeite waard om deze villa te gaan bezoeken. Daarna rijden we met de bus terug naar het hotel.

Tijd om de Etna te gaan bezoeken. Vroeger dachten de Grieken en de Romeinen dat er een god aan het werk was in de Etna. Vulcanus zou daar zijn werkplaats hebben en wapens smeden voor de andere goden. Tijdens dat werk kwam er rook vrij en spatte het vuur er vanaf. De Etna is met haar ruim 3323 meter, de hoogste actieve vulkaan van Europa.

Tijdens deze excursie naar de Etna maken we eerst een stop aan het bezoekerscentrum “Gole Alcantara Parco Botanico e Geologico”, voor een bezoek aan de Alcantarakloof. De kloof is ontstaan door een vulkaanuitbarsting van een zijkrater van de Etna, in 2400 voor Christus. Door de uitbarsting werd het dal waar de Alcantara loopt bedolven onder een laag lava. De lava kwam in aanraking met water en stolde snel. Een aardbeving zorgde er vervolgens voor dat de lava werd gespleten en zo ontstond er een kloof over een lengte van vijfhonderd meter, een diepte van zeventig meter en een maximale breedte van vijf meter.

De Alcantara bleef door de nauwe kloof stromen, langs de rotswanden, die door erosie hun huidige, soms grillige vorm kregen en her en der begroeid zijn met bijzondere mos- en plantensoorten. Meestal stroomt de Alcantara rustig door de kloof, maar in het voorjaar, als de sneeuw op de hooggelegen toppen smelt, kan het er wild aan toe gaan. Op een zonnige dag is in de kloof een schouwspel van prachtige weerspiegelingen en lichteffecten te zien.

We hebben nabij het bezoekerscentrum een prachtig uitzicht op de Alcantarakloof. Vervolgens zijn we met een lift naar beneden gegaan om langs de rivier te lopen en zo naar het smalste gedeelte te wandelen van de kloof.

We rijden verder naar de Etna. Langs kleinere wegen kom je ook regelmatig fruitkraampjes tegen. Rondom de Etna is de grond vruchtbaar en zijn er uitgestrekte gebieden vol citrusbomen. We passeren en zien nu op een heuvelflank het dorp Francavilla di Sicilia. In deze streek zie je grotten in de rots- en bergwanden. Hier werden vroeger in deze grotten de doden begraven.

Prachtige maar misschien niet zo voor de hand liggende bezienswaardigheden in Italië zijn begraafplaatsen. Een Italiaans kerkhof heeft dankzij de prachtige graven en beelden vaak wel iets weg van een openluchtmuseum. Vanuit de bus trekken de begraafplaatsen die je passeert de aandacht. Je kan hoge monumentale grafkapellen zien, die tussen de gewone graven staan opgetrokken.

De bus stopt in Bronto, een dorp op de Etna, voor een koffiepauze. Het dorp staat bekend om zijn groene goud, namelijk de vele pistachebomen die je hier kan zien. De vele pistachenoten zijn een belangrijke motor voor de economie hier. Bronte is zo’n beetje de hoofdstad van pistachenoten, met een wereldwijde export. De nootjes die hier groeien zijn iets kleiner en zoeter dan de soort die wij kennen. Ze zijn behalve groen ook wat paars gekleurd. Er zitten andere mineralen in de lavagrond hier en dat geeft een bijzondere smaak aan alle producten. In heel Italië vind je de nootjes uit Bronte terug in de beste ijszaken. Wat ook opvalt is dat er in de omgeving van Bronte veel vuil langs de weg ligt.

Het stadje Bronte werd in het begin van de zestiende eeuw gesticht en werd sindsdien al drie keer door een uitbarsting van de Etna verwoest. Maar telkens herrees Bronte als een feniks uit zijn as.

Bronte betekent “donder” en het is de naam van één van de cyclopen (woeste reuzen met één oog) in Hephaestus smederijen in de Etna, waar hij de bliksemschichten van Zeus smeedde. Hephaestus of Vulcanus is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij is de god van de smeedkunst, het vuur en de ambachtslieden en is smid van de goden.

In Bronto gingen we normaal een oude traditionele trein nemen, die rond de voet van de vulkaan zou rijden. Helaas was er die dag een staking van het openbaar vervoer. Dus rijden we via Adrano met de bus verder naar “Rifugio Sapienza” op 1900 meter hoogte aan de zuidkant. Hoe hoger je komt, hoe minder vegetatie je ziet. Bijna boven zie je enkel nog wat geel struikgewas en blijft de lava het landschap meer en meer domineren. We passeren nu het laatste huis waar er nog mensen wonen. Dit huis was volledig omgeven door lavagesteente. Opvallend was ook een huis dat bijna volledig bedolven lag onder de lava en vernietigd werd door een vulkaanuitbarsting. Bij het aankomen in Rifugio Sapienza is het tijd om meer kledij aan te trekken, want hoe hoger we zullen gaan op de Etna, hoe kouder het zal worden. We nemen vervolgens de kabelbaan die ons zal brengen op een hoogte van 2500 meter. Op deze locatie was het nog mogelijk om schoenen en of een dikke vest te huren. Je ziet altijd toeristen die hier niet het juiste schoeisel of te lichte kledij hebben. Nadien stappen we in een bus-jeep, die ons naar een hoogte van ongeveer 2900 meter brengt. We passeren vulkanisch gesteente van voor de 19e eeuw. Je ziet hier op de Etna zelfs mensen op een mountainbike rijden en ook zie je verschillende wandelaars naar boven of naar terug naar beneden trekken. Op 2900 meter hoogte maken we een wandeling rondom een krater die ontstaan is tijdens de uitbarstingen van 2002 en 2003. We worden begeleid door goedgekeurde gidsen van de Italian Alpine Club. Er komt waterdamp uit de diepte omhoog, vocht van regen en sneeuw dat door de hitte in de krater verdampt. Je ziet hier grote blokken tot fijne steentjes en as, alles komen we hier tegen. Het is voorzichtig lopen. Als je een kuiltje graaft in de losse steentjes voel je hoe warm het op een paar centimeter diep is. Eigenlijk lopen we op een natuurlijke vloerverwarming. Ook voel je de koude wind in je gezicht en zie je het stof opwaaien. Ik kijk nog naar de top van de Etna. Hier zie je de wolken over de kratertop drijven. Nadien keren we eerst met de terrein-bus en vervolgens met de kabellift terug naar Rifugio Sapienza op 1900 meter hoogte. Nadien keren we met de bus terug naar het hotel.